Klik! voor onze astronaut

Klik! voor onze astronaut
Voorpagina | OverMars | Voor onderweg | Artikelen | Actueel | e-Shop | OverOns | Links | Agenda Klik! voor onze astronaut
en de teller staat op: This counter provided for free from Admo.net!
bezoekers sinds november 1999!

Voorpagina > Artikelen > Home is where the hab is

Home is where the hab is
Dagboek van een Marsonaut

Deel 4 – Vertraagd door de wind

28 oktober 2014

Twee dagen geleden kwam er een einde aan ons geregelde leventje aan boord van de Copernicus. Zes maanden lang zaten we inmiddels in ons soepblikvormige ruimtehuis, omgeven door een universum dat onverstoorbaar om ons heen draaide. Behalve een paar kleine koerscorrecties en dat ene stralingsalarm was er al die tijd weinig gebeurd. Maar Mars was in die maanden van een klein rood sterretje uitgegroeid tot een grote bol. Het werd tijd voor actie.


Een bol die snel groter wordt.

Allereerst werd het hitteschild in stelling gebracht. Ons schip schokte licht terwijl het schild opgeblazen werd en langzaam vorm kreeg. Sindsdien vliegen we in een kop- en schotel-configuratie, met onze hab als kopje en het hitteschild als de schotel.

Vervolgens werd het tijd om afscheid te nemen van onze kunstmatige zwaartekracht. Nadat we elkaar in onze ruimtepakken geholpen hadden ontstond weer die opvallende tweedeling in onze doorgaans zo hechte groep. De leden van de “stuurgroep”, Emilia, Sean en Olga, namen plaats in de cockpit, in hun rol als captain, piloot en boordwerktuigkundige. De “passagiers”, Aimee, Klaus en ik, gingen naar onze kamertjes op zolder om onszelf vast te binden op onze bedden. In spanning volgden we de gebeurtenissen op onze computerschermpjes.

‘We konden weer dansen op het plafond.‘
De kabel die ons verbond met het contragewicht werd losgemaakt. In een enkel ogenblik verdween de zwaartekracht. Met het afstoten van de kabel verloren we de kracht die ons zes maanden lang met beide benen op de grond hield. We konden weer dansen op het plafond en moesten weer koffie drinken uit een zakje. De sterren draaiden niet meer rond maar stonden onbeweeglijk tegen de zwarte achtergrond.

Ik had deze keer minder last van ruimteziekte dan tijdens onze rondjes om de Aarde en zelfs Aimee hoefde niet voortdurend het bed te houden. Het meest kritieke moment van de hele missie kwam pas een dag later: aerobraking. Luchtremmen, zou je zeggen in het Nederlands. Ik zou graag flauwe grapjes maken als: wat moet ik braken van dat aerobraken. Maar er is hier niemand anders die Nederlands begrijpt.

We kwamen met de onvoorstelbare snelheid van acht kilometer per seconde op Mars afgestormd. Om in een omloopbaan te komen moesten we drastisch afremmen. Dat had gekund door de raketten nog eens flink te laten loeien, maar wij deden het milieuvriendelijk: we doken de ijle atmosfeer van Mars in en remden af door de wrijving. Dat scheelt een enorme sloot brandstof en daardoor een heleboel geld. Zonder aerobraking zou de Copernicus twee keer zo groot moeten zijn.


Acht kilometer per seconde en enkel lucht om te remmen.

Aerobraking heeft echter een nadeel: het is niet zonder risico. Het is het gevaarlijkste onderdeel van de hele reis, riskanter nog dan de lanceringen en landingen. Als we te diep in de atmosfeer duiken storten we neer. Als we te hoog blijven vliegen we Mars voorbij. Gelukkig hebben Sean en Emilia niet alleen duizenden simulaties gedaan maar ook uitgebreid geoefend in de Aardse atmosfeer.

De fase voor we de atmosfeer indoken was onwerkelijk. In de eenzaamheid van mijn kamertje lag ik het inferno af te wachten. De stemmen uit de cockpit klonken rustig, alsof het dagelijkse routine was in plaats van de eerste keer in de geschiedenis.

‘Een gierend geluid zwol aan, als een storm die raasde om ons huis.‘
Een gierend geluid zwol aan, als een storm die raasde om ons huis en die alle geluiden van de apparatuur overstemde. Binnen een paar seconden was ik niet meer gewichtloos maar woog ik meer dan tweehonderd kilo. Tegelijkertijd begon het schip te schudden en te kraken. Turbulentie op een transatlantische vlucht maar dan honderd keer zo erg.

Je moet er wel wat voor over hebben om op Mars te komen. Ik wist het toen ik hier aan begon: er zitten een paar woeste ritten in een reis naar Mars. Ik ben getest op stressbestendigheid, ik heb tientallen simulaties meegemaakt waarin we bijna neerstortten. En toch, als je honderd miljoen kilometer van huis bent en het gebeurt allemaal echt, piep je wel anders.

Opeens was het voorbij. Het had maar een minuut of vijf geduurd, volgens de klok. Ik was weer gewichtloos, slechts door de gordels tegen mijn bed gedrukt. De stem van Sean klonk: “Nordwike, we’re in orbit”. In Noordwijk hoorden ze het pas twintig minuten later, zo ver zijn we inmiddels van huis. Wij trokken onze pakken uit en zagen door de patrijspoorten de Rode Planeet gracieus onder ons doordraaien.


Orbit bereikt. Klaar om te landen.

Natuurlijk zagen we Valles Marineris, de 5000 kilometer lange scheur in het oppervlak van de planeet, en de vier grote vulkanen, iets ten westen daarvan. Maar ook minder bekende plekken waren goed zichtbaar: kraters, valleien, bergketens. Alsof ik op een gedetailleerde kaart keek.

En wij zijn de eersten die dit zien! Misschien zullen daar beneden ooit miljoenen mensen wonen, misschien is het hier ooit een komen en gaan van snelle ruimteschepen en zullen de toeristen zich vergapen aan dat prachtige beeld van een rode planeet tegen een inktzwarte achtergrond. Maar wij hebben het als eersten mogen bewonderen en dat neemt niemand ons meer af…

Het weerbericht is gunstig. Het is misschien even wennen voor de bejaarden die zich de landing op de levenloze Maan nog herinneren, maar op Mars heb je zaken als weer en wind. Op sommige plaatsen onder ons hangen lichte nevelslierten. Op het noordelijk halfrond wordt het winter, daar groeit de poolkap aan. In het zuiden wordt het zomer, daar smelt het ijs.

De stofstorm, die een maand geleden opstak boven Hellas Planitia is weer gaan liggen. De laagvlakte van Hellas ligt helemaal aan de andere kant van de planeet, gezien vanaf onze landingsplaats. Maar het zou niet de eerste keer geweest zijn dat een storm, beginnend vanuit Hellas, de hele planeet in een jas van stof hult. En in dat geval hadden we geduldig in onze omloopbaan moeten blijven wachten tot de lucht weer helder was. Maar dat gevaar is geweken. Er is geen vuiltje meer aan de lucht. We kunnen gaan landen.

< Deel 3 – Niemandsland Deel 5 – Vlaggen en voetstappen >

laatste wijziging: 2 oktober 2005
De bemanning:
Emilia Messerotti
  Milaan 1964
  commandant / piloot
Sean McClendon
  Glasgow 1965
  piloot / boordwerktuigkundige
Olga Wisniewski
  Nowosibirsk 1975
  boordwerktuigkundige / bioloog
Klaus Knuth
  Bremen 1977
  bioloog / arts
Aimee Marcuse
  Geneve 1980
  arts / geoloog
Floris Nooitgedagt
  Rotterdam 1981
  geoloog / scheepsjournalist
 
Nog geen donateur?!
Word nu donateur!