Klik! voor onze astronaut

Klik! voor onze astronaut
Voorpagina | OverMars | Voor onderweg | Artikelen | Actueel | e-Shop | OverOns | Links | Agenda Klik! voor onze astronaut
en de teller staat op: This counter provided for free from Admo.net!
bezoekers sinds november 1999!

Voorpagina > Artikelen > Home is where the hab is

Home is where the hab is
Dagboek van een Marsonaut

Deel 7 - Voor God spelen

5 juli 2015 / sol 247

Over het oppervlak van Mars loopt een enorme scheur, als in het metselwerk van een oud verzakt huis. Dat is Vallis Marineris, een canyon in de overtreffende trap, vierduizend kilometer lang, op sommige plaatsen een paar honderd kilometer breed en tien kilometer diep. Je zou er de Himalaya in kunnen afzinken.

Clarke Station, onze basis, ligt aan het westelijke uiteinde van Marineris. Vanuit onze habitat zijn de wanden van de kloof niet zichtbaar. Ze liggen achter de horizon, die op Mars verraderlijk dichtbij is. De vallei is hier nog tamelijk breed maar vertakt zich naar het westen toe in een doolhof van kleinere kloven, Noctis Labyrithus genaamd.


Aimee, ik en de rover.

Vanochtend om een uur of tien zijn we vertrokken op weg naar dat labyrint, Aimee en ik, in de rover, ons zeswielige vehikel. De eerste kilometers voerden door bekend gebied maar al gauw werd de satellietkaart onmisbaar. Veel meer dan tien kilometer per uur schoten we niet op. Het landschap is vrij chaotisch en het valt niet mee een route te vinden die zoveel mogelijk steile hellingen en rotsvelden vermijdt. Verder stoppen we regelmatig om een radiobaken te plaatsen of foto's te nemen.

Ook namen we af en toe grondmonsters met de grijparm van de rover. Onder andere in een bizar gebied waar de bodem eerder zwart dan rood was. Waarschijnlijk een vrij recente vulkanische aslaag, maar hoe recent? Een miljoen jaar? Duizend jaar? Honderd jaar? Dat zullen we uit moeten zoeken als we terug zijn op Clarke.

Je moet elkaar wel een beetje aardig vinden om een week lang samen in zo'n klein wagentje te zitten. De hab is krap, maar een wereld vergelijkbaar bij deze krappe gezinsauto. Ik voel me weer tien jaar oud, op weg met mijn ouders en zusje naar Zuid-Frankrijk. Maar nu stuur ik zelf. En we kunnen niet iedere paar uur uitstappen om de benen te strekken. We hebben ieder een ruime stoel, die ook nog helemaal naar achteren geklapt kan worden, maar dat is al onze leefruimte. Het toilet, of wat daar voor doorgaat, zit achter mijn stoel, die tevens dient als schaamschot.


Het eerste karrespoor wordt getrokken, de eerste van velen.

Ik voel me kwetsbaar. We zijn hier nooit meer dan een halve meter verwijderd van de dodelijke buitenlucht. Maar tegelijkertijd geniet ik. Dit land is hartverscheurend mooi, mooier dan de Sahara, IJsland, Ladakh, en de Australische Outback bij elkaar. En puurder bovendien, want op Aarde vind je tot op zes kilometer hoogte mensen en hun tentenkampen, tempeltjes, weerstations, souvenirstalletjes. Hier is niets van dat alles. Het rode zand van Mars wordt voor het eerst sinds miljoenen jaren platgedrukt door de wielen van een voertuig.

‘Mogen we, in de toekomst, Mars veranderen?.‘

Soms zou ik dit landschap voor altijd zo ongerept willen houden, vrij van de toeristenstromen die ook hier eens op gang zullen komen. Wat een egoïstische gedachte. Wat voor recht heb ik om anderen deze schoonheid te onthouden terwijl ik zelf hier het eerste bandenspoor achterlaat?

Halverwege de middag doemde in het zuidwesten een monsterlijk hoge rotswand op uit de rode nevel, de oostelijke begrenzing van Noctis Labyrinthus. We volgden op dat moment net een vallei die rechtstreeks het doolhof in voert en die naarmate we vorderden steeds dieper door het omliggende land sneed. Tegen het vallen van de duisternis reden we door een breed ravijn tussen torenhoge rotswanden. Een parkeerplaats was snel gevonden. Waar we ook staan, we staan niemand in de weg.

Daarna viel er weinig meer te doen dan schrijven in het dagboek en bellen met de basis. En roddelen over de rest van de crew. Volgens Aimee hebben Klaus en Olga iets met elkaar. Ik vind het moeilijk voor te stellen, een nerd van hier tot Hamburg samen met het Stuk van Siberië. Maar volgens Aimee hebben ze minstens twee maal enkele nachtelijke uren samen doorgebracht.

‘Een Marsbacterie zou een warm en nat klimaat best prettig vinden.‘

Ondertussen vraag me af hoelang wij tweeën nog van elkaar af kunnen blijven. Als er ooit twee katten op het spek gebonden zijn, dan wij wel. Een warm lichaam binnen handbereik, na maanden van onthouding. Maar sex met een collega, dat is al niet verstandig als je een kantoorbaan hebt van negen tot vijf. En met deze baan zijn we letterlijk ruim vierentwintig uur per dag bezig, met nog vijfhonderd dagen voor de boeg.

Na de roddels werd ons gesprek serieuzer. We hadden weer een discussie over terraforming. Een onderwerp waar we het hartgrondig over oneens zijn. Mogen we, in de toekomst, proberen Mars te veranderen? Mogen we hier een broeikaseffect op gang brengen, het zo warm maken dat hier weer vloeibaar water gaat stromen? Mogen we de atmosfeer zo dik maken dat er planten kunnen groeien?


Zo ver het oog reikt rood zand..

Ik zou niet weten van wie dat niet zou mogen. Het zou geweldig zijn om hier rond te kunnen lopen zonder zo'n ellendig ruimtepak. Het landschap zou veranderen maar zeker niet lelijker worden. En het zou fascinerend zijn die verandering te zien gebeuren. Misschien hebben we als mensheid zelfs wel de morele plicht het leven buiten de Aarde te verspreiden. Wij zijn, voor zover we weten, de eersten en misschien wel de enigen die daar ooit toe in staat zijn.

Maar Aimee blijft terugkomen op haar stokpaardje: dat er misschien ergens onder de grond een bacterie leeft die misschien heel anders is dan Aardse bacteriën en ons geterraform misschien niet zou overleven. Het zijn mij een beetje teveel misschiens. Moet je daarvoor een hele wereld tot no go-area verklaren?. En zou zo'n bacterie, als die er is, ook niet juist heel blij kunnen zijn als het hier weer net zo warm en nat wordt als vier miljard jaar geleden?

We mogen niet voor God spelen, zegt ze. Maar als wij niet voor God spelen, zeg ik, wie zal het dan wel doen? En daar moet ze toch ook wel weer om lachen. Ach, het is ook geen discussie waar we vandaag nog uit moeten komen. Terraforming is iets voor onze kinderen. En kinderen, daar moet ik op dit moment even niet aan denken.

< Deel 6 – Een zonsol in de Vallis Deel 8 - Het Labyrint van de Nacht >

laatste wijziging: 21 maart 2006
De bemanning:
Emilia Messerotti
  Milaan 1964
  commandant / piloot
Sean McClendon
  Glasgow 1965
  piloot / boordwerktuigkundige
Olga Wisniewski
  Nowosibirsk 1975
  boordwerktuigkundige / bioloog
Klaus Knuth
  Bremen 1977
  bioloog / arts
Aimee Marcuse
  Geneve 1980
  arts / geoloog
Floris Nooitgedagt
  Rotterdam 1981
  geoloog / scheepsjournalist
 
Nog geen donateur?!
Word nu donateur!